François hield nooit zo van rijden. Hij houdt van auto’s, dat wel, maar het rijden zelf vond hij maar eng. Toen we vorig jaar Sakaiminato bezochten, een afgelegen dorp dat geheel in het teken staat van een oude anime, brak het zweet hem al uit voordat we de parkeerplaats van de autoverhuur af waren. Maar dat kleine ritje op het Japanse platteland gaf hem het vertrouwen om vaker zoiets te proberen, en zo reden we in Tottori, Nagasaki, Shikoku, en een keer zelfs gewoon hier in de stad, met een groot Ikea-pakket dat ik verkeerd had besteld achterin de huurauto.
François kan zich, net als ik, over iets heen zetten als de pull-factor groter is dan de angst. Tijdens zijn vakantie in Amerika reed hij eventjes in een Mustang, en twee weken geleden reden we in een Suzuki Swift Sport. Nu denk je misschien, dat is toch een ontzettende downgrade vergeleken met een Mustang, wat is daar bijzonder aan? Maar op een of andere reden is dit al jaren zijn lievelingsauto, en zou hij er, als we er het geld en de ruimte voor zouden hebben, graag een bezitten. Een gele. Goed, de Swift Sport was te huur in Narita, vlakbij het vliegveld. Niet in het geel, maar wit was ook acceptabel. En dus pakten wij die ochtend vroeg de Narita Express naar het vliegveld – niet om te vliegen, maar om te rijden.

Nu was ons eerste uitje met de Swift niet zo’n succes. We hadden een uitgebreid plan met locaties die we wilden bezoeken, maar uiteindelijk bezochten we één kringloopwinkel en een onderwater-observatorium in Katsuura – het broertje of zusje van het ding dat we in Shikoku hadden bezocht. We hadden ons echter een beetje verkeken op de drukte. Warm weer, weekend en obon-vakantie betekenden blijkbaar dat iedereen en z’n surfplank de kust van Chiba met een bezoekje vereerde.

Hongermonster
Onderweg naar Katsuura kreeg ik steeds meer honger, maar François wilde graag van de gelegenheid gebruik maken om iets speciaals te eten. Iets lokaals. Waar deze man normaal gesproken zielsgelukkig wordt van een McDonalds, zochten we nu een surf-style diner. Toen we die eenmaal hadden gevonden, misten we de afslag, waarna we een flinke detour moesten maken. Eenmaal aangekomen bij de diner bleek de wachttijd een half uur te zijn. Het was zo’n 36 graden buiten, en het hutje had geen airco. We besloten verder te rijden. Naast het onderwater-observatorium zou ook een restaurant zitten. Duur, maar inmiddels vond ik alles best. Waar we niet op hadden gerekend is dat aldaar voor de parkeergarage nog een lange rij auto’s stond. Toen we eenmaal aan tafel zaten, stond ik op ontploffen.
‘s Ochtends in de trein had François plots allemaal extra ideeën aangedragen: “Misschien kunnen we ook nog langs mijn oom! Misschien kunnen we naar het aviation museum!” – “Je geeft me stress”, zei ik. De boodschap kwam niet helemaal over. Maar toen we in het fancy restaurant aan onze paella zaten, bleek dat we ook gewoon geen tijd meer hadden om langs zijn oom te rijden (of naar het museum te gaan). Hoewel de beste man niet ver van Narita woont, zouden we, mede door de drukte op de weg, niet eens op tijd zijn om de huurauto terug te brengen. Dat was gelukkig met één belletje opgelost, maar inmiddels bonsde mijn hoofd.
Die maandag zat ik kwaad te mokken op kantoor. Ik voelde me niet gezien of gehoord, en gepushed om me altijd maar weer over mijn autisme heen te zetten. Alsof alles altijd maar méér moet, alsof het nooit eens rustig kan. Zelfs het rijden in de Swift Sport kon niet rustig, maar met mijn hoofdpijn en overprikkeling was elke acceleratie teveel. “Rij eens rustig joh!”, had ik François toegebeten. Dat maakte hem weer verdrietig: hij wilde juist in deze sportwagen rondscheuren, daar droomde hij al tien jaar van! Ik had geen idee. “Dat had ik toch gezegd?” François bladerde terug in ons app-gesprek, waaruit bleek dat hij dat misschien toch niet in zoveel woorden had gezegd. Er ging duidelijk iets mis met onze communicatie.
Poging 2
“Laten we het snel overdoen”, zei François. “Maar dan beter.” We besloten deze keer twee dagen te gaan, en niet in het weekend, maar doordeweeks. François had nog twee obon-dagen staan, en zijn ex had vrij en kon daardoor op de katten passen. Ik realiseerde het me later pas, maar dit was precies hoe ik het altijd voor me zag.
Ook deze keer hadden we een lijst met opties, maar François verzekerde me ervan dat ze niet hoefden. Het waren maar ideetjes. We begonnen met de dingen die vorige keer niet waren gelukt: het aviation museum en een bezoekje aan zijn oom.




Het is me inmiddels opgevallen dat François denkt dat je ongeveer 2x zoveel kan doen op een dag dan fysiek mogelijk is. Zo moesten we op de eerste reisdag vóór 19:00 bij het hotel zijn, anders konden we niet eten – en daar hadden we wel voor betaald. Dus toen we rond het einde van de middag bij zijn oom wegreden, met nog ongeveer anderhalf à twee uur rijden voor de boeg, kwamen we er al snel achter dag we niet óók nog met een vriend van hem de lokale kringloopwinkel konden bezoeken – een ideetje dat François die ochtend had geopperd. Maar doordat we hier nu wél goed over communiceerden, konden we deze vriend gewoon afbellen. No hard feelings, en wij reden op schema door naar Tsukuba, alwaar we zouden overnachten.

Mt. Tsukuba is een 877 meter hoge berg met een kabeltram en een gondelbaan, en natuurlijk de nodig onsen-resorts aan de voet. Wij kozen een hotel met een fantastisch openluchtbad op het dak en een all you can eat-buffet voor ontbijt en dinner. Natuurlijk boekten we ook een Japanse tatami-kamer, voor de volledige experience.
We kwamen mooi op tijd aan. François nam nog snel een bad, voordat de onsen op het dak zou wisselen naar female only. (Veel onsen zijn single sex, en wisselen gedurende de dag van doelgroep, zodat iedereen van het bad kan genieten.) Daarna aten we onze buikjes rond tijdens het heerlijke buffet. ‘s Avonds bezocht ik het prachtige openluchtbad en vervolgens sliepen we als een roosje.



Kabel-encounter
De volgende ochtend wandelden we naar het kabeltramstation. In acht minuten reed het trammetje ons naar boven, maar eenmaal daar aangekomen vonden we het al snel best. We hadden nog meer op het programma staan, dus we namen dezelfde tram weer terug naar beneden.
Onze hele trip hadden we al opgemerkt dat wij de enige twee westerse gasten waren. “En ik denk dat je de langste persoon in dit hotel bent”, lachte François tijdens het ontbijt. Maar toen we uit het trammetje stapten, zagen we in de rij naar boven een andere buitenlander.
“Huh,” zei ik, “hij lijkt heel erg op iemand die ik ken?!”
We liepen naar beneden, richting de uitgang.
“Ik zou toch zweren…”
“Wil je teruglopen en hoi zeggen?”, vroeg François. “Maar wat nu als het hem niet is…”, zei ik twijfelend. We liepen terug. De jongen die ik daar dacht te zien, had ik een paar keer ontmoet. Hij is vrienden-van-vrienden, zeg maar. De laatste keer dat ik hem zag was tijdens Koningsdag. Hij woont in Japan, maar was hij ook in Tsukuba?
Ik checkte zijn Instagram, maar werd niet veel wijzer. Zijn laatste post was in Osaka. De wachtende gasten stonden inmiddels achter een soort houten schutting, waardoor ik hem niet goed kon zien. “Heeft hij zo’n bruine armband om?”, vroeg ik François. “Jep.” Ik was nog steeds niet zeker.
De kabelbaan kwam terug het station in, en de gasten liepen naar de deuren. Eindelijk zag ik het goed.
“PACO!”
Verbaasd keek hij om: “Hè! Wat doe jij nou hier?! Ga je ook naar boven?!”
“Nee, wij komen net terug!”
Het kabeltrammetje ging vertrekken, dus we zwaaiden even en dat was dat. Ik had natuurlijk gewoon eerder naar hem toe moeten lopen, maar ja. Wie verwacht zoiets nou?


Opties
We hadden voor de tweede dag een paar opties bedacht die we zouden kunnen gaan doen, maar we hadden ook afgesproken dat we steeds even zouden kijken hoe we ons voelden (of beter gezegd, hoe ik me voelde, François dendert wel door, lol) voordat we knopen zouden doorhakken. Dat werkte heel goed.
Op onze eerste dag, toen we righting het hotel reden, doemde er voor ons in de avondzon plots een gigantische Boeddha op. Ik pakte snel mijn telefoon en maakte een filmpje, dat ik op Instagram postte.
Iemand reageerde: “Daar moet je echt naartoe! Je kan zelfs ín de Boeddha!” Dat wekte enigszins mijn interesse, dus de volgende ochtend besloten we het advies van deze commenter op te volgen, en Boeddha van de binnenkant te gaan bekijken. (Maar niet voordat we even stopten bij Starbucks, en de Book-Off die we toevallig tegenkwamen.)



Hongermonster 2
Hierna begon ik honger te krijgen. François weet inmiddels dat dat gevaarlijk is. De honger gaat vaak van 1 naar 100 in een paar minuten, en dan moet er gewoon eten in, anders wordt het een drama. Hij pakte wat mini-stroopwafels uit zijn tas, die door de hitte van de auto helemaal gesmolten waren, maar daardoor des te lekkerder. Hierna reden we naar McDonalds. Ja, na het hotelbuffet was McDonalds ineens helemaal prima. We tankten bij en overlegden onze volgende bestemming: de liefde.
De Nederlandse molen genaamd De Liefde stond al jaren op mijn lijstje. Hij staat in Sakura, Chiba, en ik had ‘m zelfs al een keer vanuit de trein gezien. Maar hoewel er dus een trein langs rijdt, is het nog een behoorlijk eind lopen vanaf het station. Nu we de auto hadden, was dat een goede gelegenheid om eindelijk eens langs te gaan. Natuurlijk reden we eerst nog even verkeerd (thanks, gps), waardoor het een race tegen de klok werd, maar uiteindelijk kwamen we tien minuten voor zonsondergang bij de molen aan. En misschien was dat ook wel precies goed, want wát een licht.


Toen was het tijd om de auto terug te brengen, de Narita Express naar huis te pakken en keihard op bed neer te ploffen. Ook de volgende dag was ik nog helemaal verrot, maar dat is niet te voorkomen. Dit tripje was een succes. Communicatie, yay.
Wow, zo ouderwetsch! Een RSS-feed!
Sla deze link op in je RSS-reader en volg mijn blog hoe jij wil; chronologisch, in je mailbox, in je browser... Ja mensen, the past is here!
https://www.toeps.nl/blog/feed/