Terwijl in Nederland het coronavirus flink huishoudt, alles dicht is en iedereen thuis moet blijven, is het in Japan nét iets minder heftig. Ja, bepaalde dingen zijn dicht, al weken. Maar hoewel iedereen de overheid ervan verdenkt de boel bij elkaar te liegen (want Olympische Spelen), lijkt het toch daadwerkelijk mee te vallen hier. Anders hadden we namelijk inmiddels bosjes doden gehad, en die veeg je toch niet zo makkelijk onder het tapijt. Ik denk dat de standaard Japanse gebruiken, zoals mondkapjes, buigen in plaats van handen schudden, en het feit dat dit land extreem schoon is, en de bevolking erg vitaal, daarin wel een rol spelen.
Maar met de rommelmarkt afgelast, Disney dicht, Charlotte aan het werk en Nederland op z’n gat, besloot ik maar eens iets voor mezelf te gaan doen. Op reis. Ik hoorde namelijk van iedereen dat het overal zo rustig was, Kyoto aan kop, omdat de Chinezen niet mogen, en de Europeanen niet wíllen komen. Nou, helemaal prima, dan ga ik daar wel eigenhandig de Japanse toerisme-industrie spekken.
"Wat komt u doen in Kagawa?"
Ik zat nog geen uurtje uit te brakken in de Starbucks van het station van Takamatsu, toen er een knul van amper twintig op me af kwam met een iPad en een kaart. “Hallo, ik ben van het toerismebureau, mag ik u wat vragen stellen?” Eh, ok. “Wat komt u doen in Kagawa?”
Kagawa? Ik was toch in Shikoku? Dat zag ik overal staan: “Ontdek prachtig Shikoku, yada yada ya.” Maar dat lag aan mij, want Shikoku is het hele eiland, Kagawa het bovenste stuk. Een prefectuur, dus een soort van provincie. Wat ik er kwam doen? Ik had werkelijk geen idee. Ik wilde graag met de nachttrein, de Sunrise Seto. En Takamatsu was het eindpunt.
Terug naar het interview. “Ben je al naar het park geweest?”, vroeg de knul. Ik wist dat er een beroemd park in Takamatsu was, maar nee, ik was net aangekomen, dus daar was ik nog niet geweest. Kennelijk raakte mijn verhaal over de nachttrein nogal lost in translation. De jongen keek ook al heel geschokt toen ik aangaf geen enkel plan te hebben, dus voor zijn gemoedsrust zei ik maar dat ik die middag naar het park zou gaan.
Ik moest sowieso iets gaan doen, want mijn goedkope, crappy hotel was gesloten tussen 12:00 en 16:00. Mega irritant, en ik zou daar dan ook zeker niet nog eens voor kiezen, maar goed. Op avontuur dan maar.
Polaroids en achterafstraatjes
Ik ben niet je standaardtoerist. Ik geef niet veel om tempels, kastelen en parken. Ik had van tevoren wél drie Hard-Offs opgeslagen in Google Maps. Nummer een was bijna tegenover het park. Ze hadden er een Polaroid met regenboog, nog helemaal in de verpakking.
Daarna voelde ik me verplicht om het park te bezoeken, maar toen ik eenmaal binnen stond, en bijna omviel van de honger, dacht ik: fuck dit. Ik liep naar het treinstation (whoa, sugoi!) en besloot vanaf nu alleen nog maar dingen te gaan doen die ík leuk vind. Ik stippelde de route uit naar Hard-Off numero twee.
Omdat de Hard-Off winkels vaak op zo’n 15 tot 20 minuten van het dichtstbijzijnde station liggen, zie je stiekem heel veel van een stad, op deze manier. Dus na een shopping spree bij dit filiaal (ze hadden onder andere een prachtige leren cameratas van Canon, met ribfluweel aan de binnenkant) en een lunch en oplaadsessie bij de Makudonarudo (de McDonalds, dus) besloot ik terug te wandelen. Was maar drie kwartier of zo.
Ik liep door steegjes met kleine houten huisjes, vaak verlaten, of in slechte staat. Mensen hingen hun was op aan de hekken bij het spoor, zwerfkatten slopen de leegstaande huizen in. Diefstal en vandalisme lijken hier niet te bestaan.
De volgende dag bezocht ik de laatste Hard-Off. Om hier te komen liep ik via de shopping arcades: overdekte winkelstraten, waarvan Takamatsu beweert dat ze er het meest hebben van heel Japan.
Takamatsu heeft er dan misschien het meest, maar vrijwel élke andere Japanse stad heeft er minstens eentje. Zo’n treurige promenade, die meestal een contrasterend blije naam krijgt. Sun Mall, Sun Road, Sun Plaza. Via deze overdekte straten liep ik zo’n twintig minuten naar een winkelcentrum, dat ook als treinstation diende. Rolbanden brachten me naar mijn perron.
Ik vond het maar gek. Takamatsu was zo stil, zo uitgestorven, dat ik dacht: “Waarom hebben ze hier zo enorm veel faciliteiten?” De stad heeft drie spoorlijnen, van twee maatschappijen. Maar alles oogde verder enorm triestig, verweerd en verlaten. In Nederland bestelde ik een paar maanden geleden het boek Treurtrips, en ik was op één grote treurtrip, maar dan in Japan.
“Hóe had dit stadje ooit budget om al deze dingen aan te leggen?”, vroeg ik Riemer. Wikipedia bood inzicht. Voordat de Great Seto Bridge werd aangelegd, was de haven van Takamatsu dé port of entry voor het hele eiland Shikoku. In de Tweede Wereldoorlog werd het door de Amerikanen als belangrijk knooppunt gezien, en daarom totaal platgebombardeerd. Bij de wederopbouw moeten ze gedacht hebben: “Overdekte winkelpromenades, it’s the future!”
Ik vond het heerlijk in Takamatsu. Hoewel ik mezelf beloofde nooit meer zo’n goedkoop hotel te nemen, voelde ik me behoorlijk ontspannen. Op de voorlaatste dag at ik de lokale specialiteit, udon, en de volgende ochtend pakte ik de Marine Liner, terug over de Great Seto Bridge naar Okayama. To be continued…
Oh ja enne: hieronder vind je de link naar mijn Kickstarter. Alle donaties zijn heel heel erg welkom!
De urbex real life foto’s zijn prachtig.