Heel af en toe kijk ik op Threads, Zuckerbergs antwoord op Twitter. Nu weten we allemaal dat mensen op Twitter (oké, oké, X) in bubbels terechtkomen, maar Threads is nog vele malen erger. Het algoritme dat mij er posts voorschotelt, denkt dat ik geïnteresseerd ben in precies twee dingen: autisme en Japan. En zo bestaat 50% van mijn feed uit edgy takes vanuit de autistische “community”, en de andere helft uit domme vragen (“Hoeveel geld heb ik nodig voor een vakantie van twee weken in Tokio?” – Eh, weet ik veel, wat wil je doen?) en nog dommere statements (“Mannen in Japan dragen nooit een korte broek, dan zie je beenhaar en dat is echt goor!” – Euh, ik zag er net nog een stuk of tien in de trein, nobody cares?) over Japan.
En omdat Zuckerberg ook de baas is van Instagram, ettert die ellende daar door. De reels die mij worden voorgeschoteld gaan allemaal over Japan, maar het algoritme heeft nog niet helemaal door dat ik er woon. Ik zie video’s “voor mensen die de geluiden van Japan missen” – schat, als ik het geluid van de convenience store mis, dan loop ik even naar buiten – of, en deze zette me gisteren aan het denken: Een video met toeristische beelden van Japan, met daaroverheen de tekst: “Als het leven zuigt, maar je weet dat je een trip naar Japan in het vooruitzicht hebt!” Ja, dat werkt dus niet meer voor mij, zo dacht ik.
Het helpt niet mee dat het zomer is, en dus gemiddeld zo’n 36 graden, waarbij het ook ‘s avonds niet echt afkoelt. Het helpt ook niet mee dat ik gewoon moet werken. Maar de laatste weken voelde het niet echt alsof ik in Japan woonde. Ik zat vooral binnen, in een kamer met dezelfde Ikea-meubels als in Nederland, met twee katten en een Fransman. Ik zou nog eerder geloven dat ik in Frankrijk woonde; op tv tetteren Franse streamers en in de voorraadkast liggen digestive koekjes van Lu. De Fransman maakt elke ochtend z’n Nesquick, en ik eet cornflakes of een tosti. Als ik Instagram open, zie ik mijn vrienden en kennissen op reis; Kyoto, Osaka, Nara… Ik voel een vlaag van jaloezie opkomen. Zij zijn in Japan. Net als ik, vroeger.
Ho Toeps, wacht eens even? Jij woont in Japan.
Wordt het dan zo snel normaal? Ik denk aan de andere posts die ik voorbij zie komen op Threads, van verbitterde expats, die iedereen die het wil horen vertellen dat leven in Japan niet hetzelfde is als op vakantie gaan naar Japan. Dat je die emigratiedroom maar beter kunt opgeven, want luister, het is kut, zwaar kut, en daarbij, je gaat toch geen visum krijgen. Nu heb ik wat betreft dat laatste hun ongelijk al bewezen, en duh, natuurlijk is vakantie anders dan het dagelijkse leven, maar help, ik word toch niet zo’n zure expat hè?
Gisteren wilde François naar een ramen-restaurant dat hij op YouTube had gezien. Het was een uur bij ons vandaan, met vier verschillende treinen en een route door het centrum van Tokio. Ik had er aanvankelijk niet zo’n zin in, maar ik wist dat er een tweedehands-kledingwinkeltje even verderop zat. Een winkeltje waar ik vroeger met plezier de halve stad voor doorreisde. Toen ik, een jaar of vier geleden, voor het eerst naar het winkeltje ging, wandelde ik daarna veertig minuten naar een park, vanuit waar je Tokyo Disneyland kunt zien liggen. “Misschien kunnen we dat ook doen!”, opperde ik, al snel gevolgd door een minder enthousiast: “Maar ja, het is wel 36 graden…”
Ineens hoorde ik mezelf praten. Ik besefte dat mijn vrienden, die elke dag hun Japanse avonturen postten, ook gewoon in 36 graden door Kyoto en Osaka liepen. Daarbij had ik ook gewoon wat quality time met François nodig. Bij hem thuis zijn we vooral bezig: met werk, met het huishouden, met de katten… Dat wordt heel snel heel saai, ook al zijn de katten lief en is het huis fijn om in te wonen. Ik bedacht me dat het eigenlijk niet uitmaakt wát we deden, als we er maar even uit waren.
En dus stapten we in de trein, de eerste van vier, onderweg naar het restaurant. Ik keek uit het raam, en ik zag Japan. François maakt altijd dezelfde grap als ik hem ergens ophaal of mee naartoe neem: “So, this is Japan, huh…?”, alsof hij een toerist is die voor het eerst voet op Japanse bodem zet, in plaats van een salaryman die hier al tien jaar woont. Maar gisteren zei ik het, en ik meende het serieus. Ik keek uit het raam alsof het nieuw was, en werd weer net zo blij als vroeger van de karakteristieke Japanse huisjes en gebouwen die ik langs het spoor zag staan.
We bekeken grappige T-shirts in de tweedehandswinkel, aten vervolgens een stevige kom ramen, en toen zei ik: “Het is al donker, ik heb niet zoveel zin om 40 minuten door dat park te lopen (het Disney-vuurwerk was sowieso gecanceld dus er zou niet veel te zien zijn), maar we kunnen misschien iets in de stad gaan doen?” En zo namen we de trein naar Tokyo Station, haalden we Starbucks en pakten we vervolgens de lift naar de zesde verdieping van warenhuis KITTE, vanaf waar je op het dakterras kunt komen. Het dakterras heeft geweldig uitzicht over Tokyo Station en is een heerlijke plek om te zitten op een zwoele zomeravond. We zagen shinkansen en gewone treinen komen en gaan, en genoten van de flikkerende lucht in de verte. Onweer, ofwel het vuurwerk van moeder natuur.