72 uur in Chongqing

Ik weet nog goed hoe ik erop kwam. Samen met Riemer zat ik YouTube-video’s te kijken via de Apple TV, over monorails vermoed ik, toen de autoplay met een docu op de proppen kwam. Deze docu, zelf geknutseld door een Noorse student in Chongqing.

Chongqing, daar moest ik eens heen. Al was het maar voor die monorail. Jij hebt die waarschijnlijk trouwens wel eens voorbij zien komen, op Facebook, of een half jaar later bij Luuk Ikink, want het ding rijdt door een gebouw en dat ging natuurlijk als een malle viral. Stiekem is de halve wereld een autistische treinennerd. (Filmpje op mijn twitter!)

moeilijk-china

Chongqing ligt in China, en niet in makkelijk-China zoals Hongkong (technisch wel én niet China, ga zelf maar even inlezen als je zin hebt), maar in moeilijk-China, met communisme, The Great Firewall en visumregels die er niet om liegen. Om visumloos naar Chongqing te reizen, moet je 1) vanuit een ander land komen, 2) náár een ander land (maar niet het land waar je vandaan kwam) gaan, 3) zonder tussenstops in China, en 4) je “overstap” mag maximaal 72 uur duren. Oh enne, vergeet niet het adres van je hotel paraat te hebben, want dat willen ze heel graag weten.

De party begint al bij de balie van de airline. “Mag ik je ticket naar Korea zien?” (Ik had een ticket naar Korea om aan de visumregels te voldoen, niet omdat ik nou per sé naar Korea wilde of zo. Vanaf Korea nam ik cheapo air naar Tokio.) “Wat is het adres van je hotel? En hun nummer? Wie haalt je op?” Wie haalt me op? Eh, niemand? Ik neem gewoon de metro? Of de taxi of zo? De dame achter de balie keek moeilijk, belde wat, pakte er een enorme lijst met voorwaarden en tijden bij, en toen, eindelijk, kreeg ik een boarding pass. Het schijnt zo te zijn dat de airline voor de kosten opdraait van het retourtje afzender van alle geweigerde reizigers, dus dat verklaart.

Bij de douane van Chongqing ging het eigenlijk heel smooth. Ik zei iets over de 72-hour transit, kreeg een papiertje, vulde de gegevens van mijn hotel in en hoppa. Ik mocht verder. Ik volgde de overzichtelijke bordjes naar de taxi’s (het was inmiddels vrij laat dus de metro zou niet meer lukken) en liep daar recht op een stel schreeuwende, rochelende, rokende mannen af. Ze spraken me aan in het Chinees, dus dat was echt super effective. Eh, not. Ik neem aan dat ze probeerden reizigers in hun illegale taxi’s te lokken, maar het kan aan mij liggen, ik val nooit zo voor schreeuwende, rokende, spugende mannen die me ongetwijfeld een poot gaan uitdraaien. Ik schoof rustig aan in de officiële taxi-rij.

Ook mijn chauffeur schreeuwde. Bij de taxistandplaats was hij meteen weggereden, dus toen hij al rijdende mijn adres vroeg, en ik hem alleen maar mijn telefoon met het adres in het Chinees onder zijn neus kon duwen, werkte dat natuurlijk niet. Ik vermoed dat hij dat probeerde te zeggen, want zijn stem klonk heel erg “Jaaaa wat denk jij nou?!” Op een gegeven moment stopte hij maar op de vluchtstrook, om het adres nog eens goed te lezen en in te voeren in zijn navigatie-app. Ik had mijn mifi uit Hongkong nog, dus ik spiekte mee. Hij mocht dan schreeuwen, hij reed de juiste route en probeerde me niet op te lichten, dus hulde. Toen we na een half uur bij het hotel aankwamen, en de meter 60 yuan aangaf (zo’n 6 euro), gaf ik ‘m 100. Kill ’em with kindness, of zo.

licht vs. Donker

Die nacht keek ik uit mijn raam, het raam van de zevenentwintigste verdieping van een poepchique hotel (Glenview), en snapte ik het nog niet helemaal. Het was zo donker. Beneden mij brandde geen enkel lampje. Oké, natuurlijk, het was laat. Maar huh?

De volgende dag, toen ik besloot voor een stadswandeling te gaan om de kabelbaan over de Yangtze te bekijken, begon het te dagen: Er brandde geen licht, omdat alle gebouwen tegenover mij verlaten waren. Alleen op de onderste verdieping waren nog wat winkeltjes gevestigd, maar de rest was dichtgetimmerd en afgeschermd.

Een dag heb ik gedacht dat Chongqing misschien heel arm was. Maar op dag twee viel plots het kwartje: Hier komen nieuwe wolkenkrabbers! Zelfs gebouwen uit de jaren ’80 worden in Chongqing alweer neergehaald, zodat ze plaats kunnen maken voor hogere gebouwen, nieuwe wegen en meer openbaar vervoer. Chongqing is booming, en tegelijkertijd het grootste gentrificatie-geval ter wereld. Elke dag komen er duizend nieuwe inwoners bij, in een stad die met voorsteden meegerekend zo’n 31 miljoen inwoners telt. Voordat de lichten ‘s nachts uitgaan, knipperen alle wolkenkrabbers in de grootste (en waarschijnlijk energieverspillendste) lichtshow ter wereld.

Binnenkort hier: de zoveelste wolkenkrabber!

“Dat afdak eens repareren? Ach, waarom ook.”

stad aan het water

Tijdens mijn ochtendwandelingen (beide dagen heb ik meer dan tienduizend stappen gelopen!) heb ik me geen moment onveilig gevoeld. Van het chique stadscentrum, waar de Prada- en Gucciwinkels (communis-huh?) met elkaar concurreren om de meest protserige gevel, liep ik door kleine steegjes, langs winkeltjes waar ze enkel LED-slingers of rijstkokers verkochten, langs binnenkort te slopen krotten, huizen met tralies voor de ramen (HOE IS DAT VEILIG?!), openbare toiletten van het kaliber gat-in-de-grond die je al van verre ruikt en food-stalletjes daar recht tegenover (HOEZO IS DAT EEN GOED IDEE?) naar de waterkant.

De Yangtze. De beroemde Yangtze. Gehuld in mist of smog of een combinatie van beiden. Het viel me al eerder op dat in Chongqing iedereen rookt, en dat begrijp ik wel. Erger kan het toch niet worden.

Vroeger stak men de rivier over met een kabelbaan; bruggen waren te duur. Tegenwoordig wordt de ene na de andere brug uit de grond gestampt. Dus toen ik de rij voor de kabelbaan zag (met bordjes als in de Efteling: “vanaf hier nog 60 minuten”), besloot ik de metro te pakken. Lijn 6 rijdt, onder het wegdek van de autoweg, over de Dongshuimen Bridge naar de overkant. Prachtig uitzicht, nul wachtrij, en 20 cent voor het kaartje. Terug wandelde ik. Het was schitterend.

De Yangtze bij iets helderder weer…

Oud versus nieuw. Achter dit tempelcomplex wordt overigens een nieuwe kabeltram aangelegd, ter vervanging van z’n oude, in de jaren ’90 gesloten en gesloopte voorganger.

Chongqing in een notendop. Terwijl er gebouwd wordt en ijdelheid heerst (die plu is om niet bruin te worden), duwt een arbeider een handkar voort. Hij wordt wél bruin.

Dubbel feest

“Double celebration”, dat betekent Chongqing. (De oorspronkelijke karakters spellen “centrale hoofdstad”, maar dat klinkt hetzelfde, dus dit vonden ze wel gezellig.) De naam zou kunnen slaan op de twee rivieren die samenkomen; de voornoemde Yangtze en de kleinere Jialing. Voor mij waren het twee heerlijke dagen. Drie dagen nadat ik aankwam, moest ik Chongqing weer verlaten. 72 uur hè. De taxichauffeur die het hotel had geregeld zette zijn meter uit en vroeg: “100, OK?” – “Teringoplichter”, dacht ik. “Fine!”, zei ik. Kan mij het ook schelen. Ik had het leuk.

De zon schijnt precies tussen twee torens door, op de laatste avond van mijn verblijf. Het doet me denken aan Stonehenge, waar het opkomen van de zon precies tussen twee stenen een zonnewende symboliseert. Een modern Stonehenge, in een stad op de grens van communisme en kapitalisme.

3 reacties op “72 uur in Chongqing”

  1. An schreef:

    Nu wil ik daar ook naartoe!

  2. Jessica schreef:

    Wat een leuk en interessant verhaal!

  3. Max schreef:

    Leuk geschreven! Ga de docu zeker even checken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *